convergentie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·ver·gen·tie
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van convergent met het achtervoegsel -ie[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | convergentie | convergenties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de convergentie v
- (natuurkunde) het convergeren, het samenkomen in een punt
- (taalkunde) verschijnsel dat twee of meer talen of taalvariëteiten naar elkaar toegroeien
Antoniemen
Afgeleide begrippen
- convergentiebewijs, convergentiecriterium, convergentieprogramma, convergentiethese, convergentiezone
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord convergentie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "convergentie" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be