Herman Finkers de beroemdste conferencier uit Almelo
  • con·fe·ren·cier
enkelvoud meervoud
naamwoord conferencier conferenciers
verkleinwoord

de conferencierm

  1. (beroep) iemand die liedjes zingt met tussendoor een humoristisch praatje
    • Er zijn meer problemen: wat heeft satire nog voor zin, als de realiteit voortdurend nog gekker is dan een cabaretier zou kunnen bedenken? De conferencier hoeft alleen maar de tekst van Mark Ruttes brief aan alle Nederlanders voor te lezen, of die van de PvdA onder het motto ‘Wij Zijn Nederland’, met hier en daar een steels verplaatste komma, of de tranen schieten je in de ogen. Naar believen van het lachen of het huilen.[3] 
    • Verbaal is deze conferencier echt een van de sterkste Nederlandse performers ooit. Hoe ze met een paar zinnen Marokkaanse straattaal of Utrechts dialect meteen een wereld oproept, dat is bijna onnavolgbaar. Maar ook de absurde metafoor beheerst ze tot in de puntjes. Wij zijn wandelende stemmen met een onderbuik (handen vooruit), waar politici op azen. Eigenlijk kiezen we dus niet onze leiders maar onze volgers.[4]  
86 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[5]
  1. conferencier op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Hans Beerekamp 14 maart 2017
  4. NRC Hans Beerekamp 1 januari 2017
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be