Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pres·sie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘samendrukking’ voor het eerst aangetroffen in 1624 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord compressie compressies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de compressiev

  1. samendrukking, samenpersing
  2. (informatica) het verkleinen van databestanden (zonder dataverlies), datacompressie
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen