• com·mu·nis·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen communistisch communistischer
verbogen communistische communistischere
partitief communistisch communistischers -

communistisch [2]

  1. (politiek) (economie) (filosofie) volgens de leer van het communisme, van de communisten
    • Men moest een muur om het communistische paradijs (Oost-Duitsland) bouwen om te voorkomen dat de mensen eruit vluchtten 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]