communistisch
- com·mu·nis·tisch
- afgeleid van het Latijnse 'commūnis' (gemeenschappelijk) (met het voorvoegsel com-)
- afgeleid van communist met het achtervoegsel -isch [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | communistisch | communistischer | |
verbogen | communistische | communistischere | |
partitief | communistisch | communistischers | - |
communistisch [2]
- (politiek) (economie) (filosofie) volgens de leer van het communisme, van de communisten
- Men moest een muur om het communistische paradijs (Oost-Duitsland) bouwen om te voorkomen dat de mensen eruit vluchtten
- anticommunistisch, nationaalcommunistisch, neocommunistisch, niet-communistisch, orthodox-communistisch, oud-communistisch, postcommunistisch, precommunistisch, procommunistisch
- Het woord communistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "communistisch" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ communistisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be