classicistisch gebouw
  • clas·si·cis·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen classicistisch classicistischer
verbogen classicistische classicistischere
partitief classicistisch classicistischers -

classicistisch [1]

  1. in de stijl van de klassieke oudheid; in de stijl van het classicisme
    • Als je van het pontje afkomt, zit je al snel in Putbus. Dit schitterende plaatsje is vooral het werk van vorst Wilhelm Malte I zu Putbus. Hij vestigde zich hier begin negentiende eeuw en in zijn navolging liet de Duitse elite witte classicistische villa’s en paleizen bouwen rond een centraal plein, het circus, met een negentien meter hoge obelisk. [2] 
    • Cultureel komt u aan uw trekken met de verschillende barokke en classicistische kerken, waaronder Église Saint-Jacques, die is gewijd aan Jacobus. Een must voor de Caminogangers natuurlijk. In de Cathédrale Saint Aubain wordt de crypte gebruikt als wijnkelder. Er liggen zo’n 700.000 flessen opgeslagen. [3] 
73 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf WENDY ROEP 05 dec. 2012 De herrijzenis van Rügen
  3. De Telegraaf JOOP DUIJS 26 apr. 2013 Verrassend Wallonië
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be