neoclassicistisch


 
neoclassicistisch
  • neo·clas·si·cis·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen neoclassicistisch neoclassicistischer
verbogen neoclassicistische neoclassicistischere
partitief neoclassicistisch neoclassicistischers -

neoclassicistisch

  1. (bouwkunde) van een modern gebouw dat het ontworpen is met gebouwen uit de klassieke oudheid als voorbeeld
     In 1841 ontwierp Conrad hiervoor een symmetrisch, langgerekt neoclassicistisch gebouw.[1]
     In Anderlecht richt het project zich op een zestigtal huisgevels in de Zennestraat. Die straat ligt in een oude wijk waarvoor een renovatieprogramma is opgesteld. Het eerste deel van deze lange en rechte verkeersader, die de Onze-Lieve-Vrouw-van-Vaakstraat met de Slachthuislaan verbindt, dateert uit 1804, op het terrein aan het oude Kartuizerklooster. Een tweede stuk dateert uit het midden van de 19e eeuw, tussen de Anderlechtse- en de Vlaamsesteenweg. Dat deel bestaat in hoofdzaak uit neoclassicistische huizen, waaronder zowel sobere woningen te vinden zijn (burgerwoningen) als meer decoratieve herenhuizen.[2]


  1. Jan Theodoor Maria Bank; Marita Theodora Catharina Mathijsen
    “Nederland in de negentiende eeuw” (2006), Bakker, ISBN 9035129504
  2.   Weblink bron
    Erick Vermeulen
    “Brussel – Een groep Belgische chemische bedrijven brengt kleur in een renovatiewijk in Anderlecht.”, NewScientist