Nederlands

 
Een mannelijke cirlgors in zomerkleed.
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • cirl·gors
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cirlgors cirlgorzen
verkleinwoord cirlgorsje cirlgorsjes

Zelfstandig naamwoord

de cirlgorsv / m

  1. (zangvogels) Emberiza cirlus   een soort die voorkomt in akkers, bosschages, bosranden en fruitboomgaarden. Ze komen vooral voor in Zuid-Europa, maar ook in het zuiden van Engeland, het noorden van Frankrijk en het zuidwesten van Duitsland. Broedde voorheen ook in België en is daar nu, evenals in Nederland een zeer zeldzame soort
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie