gors
- Geluid: gors (hulp, bestand)
- IPA: / ɣɔrs / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /χɔrs/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣɔrs/
- gors
- [A] vgl. Middelnederduits gorse, in de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1860 [1] [2] [3]
- [B] van Middelnederlands gorse, in de betekenis van ‘buitendijks land’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1339 [4] [5] [3]
[A]+[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | gors | gorzen |
verkleinwoord | gorsje | gorsjes |
- (zangvogels) benaming voor vogels uit de familie Emberizidae
-
[A] De geelgors (Emberiza citrinella) is een gors.
1. benaming voor vogels uit de familie Emberizidae
[B] het gors o
- (waterbeheer) buitendijks aangeslibd land, dat bij gewone vloed niet meer onderloopt
-
[B] De gorzen van de Dintel zijn ingedijkt.
- Het woord gors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gors" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ gors (vogel) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 "gors" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ gors (buitendijks land) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be