• chas·si·disch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen chassidisch chassidischer
verbogen chassidische chassidischere
partitief chassidisch chassidischers -

chassidisch

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) van of volgens het chassidisme
    • Na de volgende afslag stopten we voor een chassidische rabbijn die met een stoet kinderen de smalle straat overstak. We kwamen langs een synagoge. Buiten stonden mannen met hun tallith omgeslagen te praten. Kinderen speelden op straat. Op de hoek een Tunesisch restaurant. Het zat propvol en er klonk muziek. Een trom, een blaasinstrument dat als een schalmei klonk en Arabische zang. Er stond in het Hebreeuws op het raam dat je er kosjer kon eten. [2] 
55 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[3]
  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  2. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 56
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be