causaal
- cau·saal
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘oorzakelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Latijnse causa (oorzaak, reden) met het achtervoegsel -aal [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | causaal | causaler | causaalst |
verbogen | causale | causalere | causaalste |
partitief | causaals | causalers | - |
causaal
- oorzakelijk
- Jullie moeten in de tekst naar een causaal verband zoeken.
- Het woord causaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "causaal" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "causaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ causaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be