Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·me·ra·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cameraman cameramannen
cameralieden
cameralui
verkleinwoord cameramannetje cameramannetjes

Zelfstandig naamwoord

de cameramanm

  1. (beroep) beroep waarbij het bedienen een video- en/of filmcamera centraal staat
    • Hij werkt als cameraman bij de omroep. 
  2. diegene die de camera bedient
    • Dan is hij/zij de cameraman. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be