Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cam·bri·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘geologische periode’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1911 [1] [2]
  • van Engels Cambrian, naam in 1835 voorgesteld door de Engelse geoloog A. Sedgwick; afgeleid van Latijn Cambria "Wales" met het achtervoegsel -ium, naar het gebied waar de eerste kenmerkende vondsten uit deze periode zijn gedaan[3]
enkelvoud meervoud
naamwoord cambrium -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het cambriumo

  1. (geologie) geologisch tijdperk waarin een grote verscheidenheid aan meercellige levensvormen ontstond, eerste periode van het era paleozoïcum; van 541 tot 485 miljoen jaar geleden
    • Daartegenover staat, dat na het cambrium het voorkomen van fossielen in de gesteenten regelmatig is toegenomen. [4]
Schrijfwijzen
  • Vóór 2006 was de spelling Cambrium. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.
Hyperoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen