Nederlands

 
cabinepersoneel van Garuda de Indonesische luchtvaartmaatschappij
Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·bi·ne·per·so·neel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cabinepersoneel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het cabinepersoneelo

  1. personen die werken in het passagierscompartiment van een vliegtuig of boot en zorgt voor het comfort en de veiligheid van de passagiers
    • Het cabinepersoneel zou normaal gesproken bij de nooduitgang zitten. Het is niet duidelijk waarom zij het incident niet konden voorkomen. In een verklaring, zei PIA: ,,Een passagier opende ten onrechte de nooddeur waardoor de noodglijbaan geactiveerd werd.” [1] 
    • De drugssmokkelaar kwam uit Colombia en stapte in Mexico-Stad over op een vlucht naar Japan. Cabinepersoneel zag al snel na het opstijgen dat de passagier stuiptrekkingen kreeg. De gezagvoerder vroeg meteen toestemming te mogen landen op de dichtstbijzijnde luchthaven in Hermosillo, ongeveer 1600 kilometer ten noordwesten van Mexico-Stad. [2] 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen