• bui·del·wo·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord buidelwoning buidelwoningen
verkleinwoord - -

de buidelwoningv

  1. (bouwkunde) (maatschappij) eigen huisvesting voor iemand die mantelzorg ontvangt, in een bouwwerk dat ook eigen huisvesting voor de mantelzorgers biedt
     Een variant op de mantelzorgwoning is de ‘kangoeroewoning’: een huis dat bestaat uit twee boven elkaar gelegen woongedeelte. Het gezin woont boven, de ouders of schoonouders leven in de ‘buidelwoning’. Twee aparte huizen, met elk een eigen voordeur en een eigen keuken, badkamer en woonkamer. De woningen zijn met elkaar verbonden door een trap.[1]
     Samen met partner Rachid Bakkali (24) bewoont Van Loon de hoofdwoning, haar opa woont in de zogenoemde buidelwoning.[2]
  2. (bouwkunde) (maatschappij) bouwwerk met een deel waar iemand kan leven die mantelzorg ontvangt en een deel waar de mantelzorger kan leven
     Twee woningen onder één dak: dat is een kangoeroewoning. Andere namen zijn buidelwoning, gekoppelde woning of meergeneratiewoning. De woningen zijn gescheiden door een tussendeur, die afsluitbaar is.[3]
     Kangoeroewoningen worden ook wel buidelwoningen of meergeneratiewoningen genoemd.[4]
  1.   Weblink bron Samenwonen met ouders in: Provinciale Zeeuwse Courant  , jrg. 255 nr. 45 (22 februari 2013), p. 11 kol. 1
  2.   Weblink bron Wonen met opa in de buidel in: Provinciale Zeeuwse Courant  , jrg. 249 nr. 11 (13 januari 2007), p. 29 (W 3) kol. 2
  3.   Weblink bron “Wat is kangoeroewonen?” (13 juli 2018) op ikwoonleefzorg.nl
  4.   Weblink bron
    Jet Bussemaker e.a.
    “De derde levensfase: het geschenk van de eeuw” (januari 2020), Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, Den Haag, ISBN 9789057322877, p. 40 n. 28