• broek·zak
enkelvoud meervoud
naamwoord broekzak broekzakken
verkleinwoord broekzakje broekzakjes

de broekzakm

  1. (kleding) zak in een broek, meestal aan een van de zijkanten
    • Hij had zijn portemonnee in zijn broekzak. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]