Nederlands

 
broekriem met missende gesp
 
Enkele damesbroekriemen of ceintures
Uitspraak
Woordafbreking
  • broek·riem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord broekriem broekriemen
verkleinwoord broekriempje broekriempjes

Zelfstandig naamwoord

de broekriemm

  1. riem die dient om een broek op te houden
    • De politie vond het lichaam van de 20-jarige Daniëlla eind juli 2013 in een hoekwoning in de Opaalstraat in Groningen. De vrouw was wekenlang zwaar mishandeld met een honkbalknuppel, stoelen en een broekriem. [2] 
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De broekriem aanhalen
Het zuiniger aan moeten doen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Bas Tooms 28 oktober 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be