tailleband

Nederlands

huispyjama met zijdentailleband

Uitspraak

• Geluid:  tailleband    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• tail·le·band

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  taille zn  en  band zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	tailleband	taillebanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tailleband m

1. band gemaakt van ijzerdraad, baleinen en elastiek die men gebruikt als een gordel om het middel
2. band die men draagt om de taille

   ▸ Sporen van Jos B. op de onderbroek van Nicky Verstappen zijn volgens het Openbaar Ministerie vooral op de tailleband gevonden en rond het kruis aan de binnenzijde van het ondergoed. Dat blijkt uit een 3D-model van de onderbroek van Nicky dat de officier van justitie presenteerde op de tweede dag van de rechtszaak tegen B.

   ▸ De zangeres, die inmiddels zo'n zes maanden in verwachting is, droeg een zwarte lange jurk met een gouden tailleband aan de zijkant. Hierdoor is haar mooie zandloperfiguur nog steeds goed te zien. Maar ook het buikje mag geshowd worden: ze is duidelijk apetrots op haar 'babybump'.

Synoniemen

• [1] rokband, trekband

Verwante begrippen

• broekriem

Gangbaarheid

• Het woord tailleband staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.