braille
- brail·le
- van Frans braille, eponiem dat verwijst naar de ontwerper, de 19e eeuwse Fransman L. Braille , ook op te vatten als (verkorting) van brailleschrift; in de betekenis van ‘schrift voor blinden’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | braille | - |
verkleinwoord | - | - |
het braille o
- speciaal voor blinden ontwikkeld lees- en schrijfalfabet op basis van tastbare patronen van 6 punten
- ▸ Het is de dan 27-jarige Alida Hoeijenbosch, zelf blind geboren, die twee keer per week de kranten in braille prikte op haar zolderkamer aan de Nieuwegracht in Utrecht.[4]
1.
- Het woord braille staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "braille" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ braille op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "braille" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Toef Jaeger“Het blindenverzet zat in Utrecht” (20 januari 2020) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be