bovenlijf
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bo·ven·lijf
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boven en lijf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bovenlijf | bovenlijven |
verkleinwoord | bovenlijfje | bovenlijfjes |
Zelfstandig naamwoord
bovenlijf o
- bovenste helft van het lichaam (dus boven de heup) of het kledingstuk dat dat gedeelte van het lichaam bedekt
- Jaarlijks wordt de gemeente overspoeld door toeristen, wanneer in de laatste week van augustus het tomatengevecht Tomatina plaatsvindt. Ongeveer veertigduizend personen doen Buñol dan aan. In 2007 gooiden duizenden jonge mannen met ontbloot bovenlijf 115.000 kilo rijpe tomaten naar elkaar.
- ▸ Binnen een mum van tijd leek het alsof Jochem Hundertmark enkel met zijn bovenlijf onder een douche had gestaan.[1]
- ▸ Hij omhelsde haar liefdevol, drukte hun bovenlijven zacht tegen elkaar en fluisterde lieve woordjes.[1]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord bovenlijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bovenlijf" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 Suzanne Vermeer “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be