• bo·ter·ton
enkelvoud meervoud
naamwoord boterton botertonnen
verkleinwoord botertonnetje botertonnetjes

de botertonv / m

  1. houten ton, bestemd voor opslag en vervoer van gekarnde en geknede room die bij het maken van voedsel wordt gebruikt
    • De eerste tamboer die ik zag was een jongen die op een boterton sloeg die hij om zijn hals had gehangen. [2]
    • De reis werd gedaan in kleine mandewagentjes, waarin twee personen nauwelijks konden zitten. De Wilhem, die in het eng vehikel teveel zijn gemak had genomen, ontdekte na een half uur, dat hij met zijn mantel in een achter hem staande boterton was terecht gekomen. [3]
  2. houten ton, gebruikt voor het karnen van room
    • De 18de-eeuwse boerderij aan de Burggraaf 6 te Meerkerk is een van de heel weinige die de karnmolen nog heeft. Meestal is de plaats ervan uitsluitend nog in het patroon van de klinkers op de grond terug te vinden of als gat in de balk, waarin de spil van de karn draaide. Heel mooi is dit te zien aan Graafdijk West 28 te Molenaarsgraaf, waar ook de plaats van de boterton in het plaveisel is gemarkeerd. [4]