• bo·ter·vat
enkelvoud meervoud
naamwoord botervat botervaten
verkleinwoord botervaatje botervaatjes

het botervato

  1. houten ton, gebruikt voor het karnen van room
    • Het was een houtsblok, waarin een staaf van eene andere houtsoort met snelheid werd heen en weder gedraaid, volkomen op dezelfde wijze als de karnstok bij het karnen in het botervat. [2]
  2. houten ton, bestemd voor opslag en vervoer van gekarnde en geknede room die bij het maken van voedsel wordt gebruikt
    • Zij kochten boter op bij de boerderijen, verhandelden grotere partijen op stedelijke weekmarkten, waar ook de boeren zelf hun waren heenbrachten, en verscheepten botervaten met het Friese keurmerk naar Engeland. Maar aan de reputatie van het Friese botervat leek een einde te komen, meldden de boterhandelaren en tussenpersonen in Londen, Manchester en elders. [3]
  3. pot van aardewerk om boter in te bewaren
    • Welke gepeinzen hier Nard's hoofd vervullen, is niemand ooit bekend geworden, maar na een geruimen tijd op en neer drentelen en druk rondstaren van de eierenvaas naar de worst en vandaar naar de weegschalen of naar het botervat of de koffiebus, is zijn gemoed in de vereischte stemming gekomen (…) [4]