bootshaak
- boots·haak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bootshaak | bootshaken |
verkleinwoord |
de bootshaak m
- ijzeren haak op een houten stok die men voor diverse doeleinden aan boord van een schip gebruikt
- „De bouwput op het Damrak lag bij de Nieuwe Brug. De diversiteit van de bodemvondsten leert ons veel over de functie van die brug. De bootshaken vertellen bijvoorbeeld een verhaal over de brug als ingang van de haven. [2]
- Ook had ik aan een bootshaak een klein zeiltje vastgemaakt, om het bij gelegenheid te kunnen gebruiken. [3]
1. ijzeren haak op een houten stok die men voor diverse doeleinden aan boord...
- Het woord bootshaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bootshaak" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Arjen Ribbens 13 juni 2018 ‘De gevonden wapens gingen gewoon de plomp in’
- ↑ NRC (1806)–J.G. Haffner Lotgevallen op eene reize van Madras over Tranquebaar naar het eiland Ceilon
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be