• IPA: /ˈbɔ.nʊ(m)/

bŏnum

  1. het goede
  2. deugd
  3. vermogen
  4. nut
  5. voordeel
  6. welzijn
  • bonum publicum
    • algemeen welzijn

bonum

  1. accusatief mannelijk enkelvoud van bonus
  2. nominatief onzijdig enkelvoud van bonus
  3. accusatief onzijdig enkelvoud van bonus
  4. vocatief onzijdig enkelvoud van bonus