Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • boks·beu·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boksbeugel boksbeugels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

boksbeugel m [1]

  1. een gevechtswapen bestaande uit een stuk ijzer dat men gebruikt om mee te slaan
    • Maar in zijn video’s slaat de sfeer soms om. Van verveling, vriendschappelijkheid en joligheid naar agressie. Jongens uit de buurt slaan een man van zijn fiets af, eentje staat er op een politie-auto, ze zwaaien met een boksbeugel en een stroomstootwapen. Ilgun zelf jent agenten en intimideert een lokale politicus – die aangifte doet. Die beelden waren aan het eind van de zomer op nationale televisie. De vrienden uit Zaandam beheersten dagenlang het nieuws. Ismail Ilgun werd het gezicht van die jongeren, maar ook van een jeugdcultuur die zich normaal geheel aan het zicht van de rest van Nederland onttrekt.[2] 
Synoniemen
Hyperoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Romy van der Poel 23 december 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be