blizoučký

Tsjechisch

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord blízký.

Bijvoeglijk naamwoord

blizoučký

1. erg dichtbij, heel dichtbij, zo dichtbij.

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	blizoučký		blizoučká	blizoučké	blizoučcí	blizoučké		blizoučká
genitief	blizoučkého		blizoučké	blizoučkého	blizoučkých
datief	blizoučkému		blizoučké	blizoučkému	blizoučkým
accusatief	blizoučkého	blizoučký	blizoučkou	blizoučké	blizoučké			blizoučká
vocatief	blizoučký		blizoučká	blizoučké	blizoučcí	blizoučké		blizoučká
locatief	blizoučkém		blizoučké	blizoučkém	blizoučkých
instrumentalis	blizoučkým		blizoučkou	blizoučkým	blizoučkými