blauwtje
- blauw·tje
- afgeleid van blauw met het achtervoegsel -tje
- [2] dim. tant. vanwege de overwegende kleur
- [3] dim. tant. (verkorting) van blauwfoortje [1]
- [4] dim. tant. (verkorting) van "blauwe scheen" of "blauwe plek" [2] [1]
- [5] dim. tant. vanwege de blauwe kleur die de tekst in deze kopieën door de gebruikte techniek kreeg [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | blauwtje | blauwtjes |
het blauwtje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord blauw
- (vlinders) benaming voor blauw gekleurde vlindersoorten uit het ondergeslacht Polyommatinae , zoals het heideblauwtje, Plebeius argus
- Het icarus blauwtje of gewoon blauwtje is een vrij algemene verschijning in onze streken.
- (zangvogels) (Suriname) benaming voor de bisschopstangare, Thraupis episcopus
- (figuurlijk) pijnlijke afwijzing van een amoureus voorstel, bij uitbreiding ook wel gebruikt voor andersoortige voorstellen
- Hij druipt niet geslagen af omdat hij bij voorbaat op een blauwtje rekent; (…) [4]
- (verouderd) bepaald soort kopie
- Wat het schrijven betreft: ik moet teksten afleveren, getypt, en ik moet een kopie van die teksten hebben om thuis te bewaren. Dat kan met een gewone schrijfmachine anno 1935 en een "blauwtje". Beter is wat ik nu heb: een elektrische schrijfmachine met correctietoets, en een kopieerapparaat. Het zou natuurlijk nog beter kunnen: niet een loodzwaar kopieerapparaat van 45 bij 50 bij 70 centimeter, maar iets kleins, een printertje dat direct aan mijn schrijfmachine vastzit. [5]
- [4] een blauwtje lopenworden afgewezen
- [4] een blauwtje halenworden afgewezen
2. blauw gekleurde vlindersoorten uit het ondergeslacht Polyommatinae
- Het woord blauwtje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blauwtje" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 blauwtje op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Mertens, A.Sluiproutes en dwaalwegen. Aspecten van een liminale poëtica toegelicht aan de hand van het werk van Jacq Firmin Vogelaar. (1991) Sauternes, Amsterdam; ISBN 90 72 150 05 8; p. 189; geraadpleegd 2018-06-21
- ↑ Reve, K. van hetcitaat uit 1983 in In een minuut zekerheid (11 december 2010) op website: trouw.nl; geraadpleegd 2018-06-21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be