blakend

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  blakend    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bla·kend

Werkwoord

vervoeging van:	blaken
verbogen vorm:	blakende

blakend

1. onvoltooid deelwoord van blaken

Uitdrukkingen en gezegden

• blakend van gezondheid

er bijzonder gezond aan toe zijnde

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	blakend	blakender	blakendst
verbogen	blakende	blakendere	blakendste
partitief	blakends	blakenders	-

Bijvoeglijk naamwoord

blakend

1. van de lichamelijke conditie dat deze heel goed is

   • Bij mij achter was afgelopen weekend een oogstmarkt waar lokale boeren lokale producten kwamen verkopen. Waar blakende moekes hun zelfgemaakte bramenjam van zelfgeplukte bramen slijten. En waar lokale wijn kon worden geproefd, lokaal geproduceerde worst kon worden verorberd, en de dozen lokaal gelegde eieren al klaar stonden.  
   • Kerber treft nu Belinda Bencic in de halve finale. De Zwitserse versloeg met Karolina Pliskova uit Tsjechië de nummer 5 van de wereld: 6-3 4-6 6-3. Bencic, zelf 23e op de wereldranglijst, verkeert in blakende vorm.  

2. van de zon dat deze zeer fel schijnt

   • De vissen knabbelden aan zijn benen, terwijl hij in de blakende zon in het zeewater lag te verbranden. ‘s Nachts bibberde hij van de kou op volle zee. ,,Ik kon de vissen voelen. De vinnen, de beten, het geschuur tegen je been”, zei hij na de zware beproeving. ,,Het komt en het gaat. Als je er over nadenkt, ben je bang dat je je been of je arm verliest.”  

Synoniemen

• [2] fit, getraind, gezond, stralend

Antoniemen

• [1] kwakkelend

Gangbaarheid

• Het woord blakend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.