Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·stad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord binnenstad binnensteden
verkleinwoord binnenstadje binnenstadjes

Zelfstandig naamwoord

de binnenstadv / m

  1. een, meestal oud, stadscentrum
    • De meeste mensen vinden de Utrechtse binnenstad heel gezellig. 
     Veel Almeloërs willen er zaterdagmiddag tussen 14.00 en 15.00 uur getuige van zijn. Hun stad is immers historisch verbonden met het eeuwenoude Huize Almelo, het kasteel dat grenst aan de binnenstad, en de familie Van Rechteren Limpurg. En als de graaf overlijdt en naar zijn laatste rustplaats in zijn eigen bos wordt gedragen, is dat een indrukwekkende gebeurtenis die niet zo vaak voorkomt.[1]
     In de historische binnenstad van het Duitse Munster is de bestuurder van een bestelbusje op een groep mensen op een caféterras ingereden. Daarbij zijn twee doden gevallen. Twintig mensen raakten gewond, van wie zes zwaargewond. Een onbekend aantal verkeert in levensgevaar. Onder de gewonden is ook een Nederlandse vrouw; zij is met lichte verwondingen naar het ziekenhuis gebracht.[2]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Henk van Schuppen
    “Uitvaart Heer van Almelo: nog één keer passeert graaf Van Rechteren de Limpurgsingel” (22-11-2019), Tubantia
  2.   Weblink bron “'Man die op terras Munster inreed, had psychische problemen'” (Zaterdag 7 april 2018, 16:41), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be