1 = bijbal
  • bij·bal
enkelvoud meervoud
naamwoord bijbal bijballen
verkleinwoord bijballetje bijballetjes

de bijbalm

  1. (anatomie) orgaan dat bij de man achter de teelbal (testis) in de balzak (scrotum) is gelegen
    • Hoewel de testes na de puberteit niet meer van grootte veranderen, kan het scrotum flink groeien door aandoeningen, zoals een cyste rond de bal of in de bijbal. [2] 
    • Een eicel van de vrouw wordt bij de behandeling bevrucht met zaad uit de bijbal van de man. De zaadcellen worden uit de bijbal gehaald door er met een klein naaldje in te prikken en het zaad op te zuigen. De PESA-methode wordt in Nederland sinds 2001 toegepast. [3] 
    • Rol vervolgens met de vingers langs de testikels. Je voelt een klein zacht buisje bovenop en aan de achterkant, dit is de bijbal. Geen afwijking. [4] 
92 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[5]