bezaan
- be·zaan
- In de betekenis van ‘achterste gaffelzeil’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1480 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezaan | bezanen |
verkleinwoord | bezaantje | bezaantjes |
- (scheepvaart) de langsgetuigde, achterste mast van een zeilschip
- (scheepvaart) het zeil in de achterste mast van een zeilschip
- Met bezaan wordt vaak de complete mast met zeil bedoeld.
- [1] bezaansmast
- [2] bezaanstagzeil
1. de achterste mast van een zeilschip
1. het zeil in de bezaansmast
- Het woord bezaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bezaan" herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
24 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bezaan" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be