bewoning
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bewoning (hulp, bestand)
- IPA: / bəˈwonɪŋ / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /bə.ˈʋo.nɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant): /bə.ˈβ̞o.nɪŋ/
- (Limburg): /bə.ˈwo.nɪŋ/
Woordafbreking
- be·wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bewoning | bewoningen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de bewoning v
- de permanente aanwezigheid van een bepaalde plaats
- Er is al bewoning vastgesteld in het 9e millennium v.Chr.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. de permanente aanwezigheid van een bepaalde plaats
Gangbaarheid
- Het woord bewoning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bewoning" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be