Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spook·be·wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spookbewoning spookbewoningen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de spookbewoningv

  1. voor bewoning bestemde panden waarin niemand woont en/of ingeschreven staat en vaak gebruikt worden voor criminele activiteiten
Verwante begrippen

Gangbaarheid