• be·vol·kings·krimp
enkelvoud meervoud
naamwoord bevolkingskrimp -
verkleinwoord - -

de bevolkingskrimpm

  1. (demografie) vermindering van het aantal inwoners
     In Flevoland groeide het aantal inwoners vorig jaar verhoudingsgewijs het sterkst, terwijl gemeenten in Zuid-Limburg, de Achterhoek en Zeeland door de relatief vergrijsde bevolking te maken hadden met bevolkingskrimp.[1]
  1.   Weblink bron
    Noor Zwolsman
    “Nederland kreeg er vorig jaar zo’n 118.000 inwoners bij” (4 januari 2022) op nrc.nl