beu
- beu
- Van Middelnederlands boy/bo; wellicht een variant op bah.[1] In de betekenis van ‘zat [2] zijn, niet goed meer kunnen verdragen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1621 [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | beu |
verbogen | (alleen predicaat) |
beu
- alleen predicatief met oorzakelijk voorwerp: iets ~ zijn: niet langer iets onaangenaams door de vingers willen zien
- Hij was die vervelende houding meer dan beu.
- ▸ Webwinkels zijn het beu dat een deel van de klanten kleding en andere spullen gebruikt om het vervolgens retour te sturen. Ze starten samen met brancheorganisatie Thuiswinkel.org een proef met labels die aan producten worden bevestigd. Alleen als het label nog aan het product zit, mag het binnen 14 dagen worden teruggestuurd en kunnen klanten het volledige bedrag terugkrijgen.[3]
1. niet langer iets onaangenaams door de vingers willen zien
- Het woord beu staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beu" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ beu op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "beu" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Geen modder aan broek meer, alleen met label mag product worden teruggestuurd” (6 april 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- (verkorting) van beuhère
beu v
- IPA: /ˈbø/
- beu
beu m