Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·re
Woordherkomst en -opbouw
  •  mar ww  met de uitgang -e

Werkwoord

vervoeging van
marren

marre

  1. aanvoegende wijs van marren


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
marrar

marre

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van marrar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van marrar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van marrar