• be·stå
  • Afleiding van het Noorse werkwoord stå met het voorvoegsel be-
Naar frequentie 9847
vervoeging
onbepaalde wijs bestå
tegenwoordige tijd består
verleden tijd besto
bestod
voltooid
deelwoord
bestått
onvoltooid
deelwoord
bestående
lijdende vorm bestås
gebiedende wijs bestå
vervoegingsklasse onregelmatig
opmerking

bestå

  1. onovergankelijk bestaan
  2. onovergankelijk slagen
  3. onovergankelijk bekostigen, betalen, financieren
  • [2]: bestå eksamen
voor een examen slagen
  • [2]: bestå utgiftene
zijn levensonderhoud betalen
  • [2]: Bestått!
Geslaagd!
  • [2]: Ikke bestått!
Niet geslaagd!


  • be·stå
  • Afleiding van het Nynorske werkwoord stå met het voorvoegsel be-
vervoeging
onbepaalde wijs bestå
tegenwoordige tijd består
verleden tijd bestod
voltooid
deelwoord
bestått
onvoltooid
deelwoord
beståande
lijdende vorm beståst
gebiedende wijs bestå
vervoegingsklasse onregelmatig
opmerking

bestå

  1. onovergankelijk bestaan
  2. onovergankelijk slagen
  3. onovergankelijk bekostigen, betalen, financieren
  • [2]: bestå eksamen
voor een examen slagen
  • [2]: bestå utgiftene
zijn levensonderhoud betalen
  • [2]: Bestått!
Geslaagd!
  • [2]: Ikke bestått!
Niet geslaagd!


  • be·stå
  • Afleiding van het Zweedse werkwoord ställa met het voorvoegsel be-
Naar frequentie 20123
stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
bestå
beståd
bestådd
volledig supinum
bestått

bestå

  1. bestaan
  2. ~ av: bestaan uit