• kla·re
enkelvoud meervoud
naamwoord klare klares
klaren
verkleinwoord

de klarem

  1. (drinken) zuivere jenever
    • Hij nipte aan een glaasje oude klare. 

klare

  1. verbogen vorm van de stellende trap van klaar
93 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • kla·re
Naar frequentie 371

klare

  1. bepaald enkelvoud van klar

klare

  1. meervoud van klar
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   klare     m: klaren
v: klara  
  klarer     klarene  
genitief   klares     m: klarens
v: klaras  
  klarers     klarenes  

klare, m / v

  1. (meteorologie) een spleet in het wolkendek, opklaring
  2. een open plek
  • [1]: lysning
  • [1]: revne i skylag
  • [2]: åpent sted


  • kla·re

klare, m /v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van klar

klare, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van klar
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   klare     klaren     klarar     klarane  

klare, m

  1. (meteorologie) een spleet in het wolkendek, opklaring
  2. een open plek
  3. een open sleuf in het ijs
  4. (het) klare