bespannen
- be·span·nen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bespannen |
bespande |
bespannen |
zwak -d
gemengd |
volledig |
bespannen [1]
- overgankelijk overspannen met weefsel, draden, snaren enz
- overgankelijk trekdieren spannen aan, voor
- [2] inspannen, optuigen, tuigen, voorspannen
- vervoeging van bespannen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: | bespannen… |
geen verbogen vorm |
bespannen
- voltooid deelwoord van bespannen
- Het woord bespannen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bespannen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be