• be·span·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bespannen
bespande
bespannen
zwak -d

gemengd

volledig

bespannen [1]

  1. overgankelijk overspannen met weefsel, draden, snaren enz
  2. overgankelijk trekdieren spannen aan, voor
  • vervoeging van bespannen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: bespannen…
geen verbogen vorm

bespannen

  1. voltooid deelwoord van bespannen
94 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]