• be·span·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord bespanning bespanningen
verkleinwoord

de bespanningv

  1. de trekdieren die een wagen trekken
  2. (sport) de snaren van een racket en de manier waarop ze gespannen zijn
     Pegula stond met 3-2 en 30-0 voor op haar eigen service, toen Swiatek na haar vierde afzwaaier op rij een ander racket pakte. "Ik weet niet of het echt de sleutel tot succes was. Maar ik dacht niet meer aan de bespanning en concentreerde me gewoon op de juiste dingen na die wissel."[2]
     Raonic haalt zijn snelheid bij het serveren uit zijn techniek en zijn lengte, maar ook zijn bespanning helpt mee. De snaren van de 24-jarige Canadees hebben een spanning van 22,5 kilogram. Dat is laag voor een topspeler, die vaak meer spanning wil voor meer controle over de bal. Raonic gaat met een lage bespanning duidelijk voor het katapult-effect.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Racketwissel helpt Swiatek over dode punt heen, ook Sabalenka halvefinalist US Open” (Woensdag 7 september 2022, 20:18), NOS
  3.   Weblink bron “Publiek moet wennen aan kanonskogels Raonic” (Dinsdag 10 februari 2015, 20:01), NOS