• be·skje·den
  • Afkomstig uit het Nederduits.

beskjeden

  1. (om personen) bescheiden, eenvoudig, modest
    «Hun var stille og bescheiden
    Ze was rustig en bescheiden.
  2. eenvoudig, sober, zakelijk
  3. relatief klein, onbeduidend
    «Beskjedne 16 prosent av partiets ordførerkandidater i landet er kvinner.»
    Bescheidene 16 procent van de burgemeesterkandidaten van deze partij in het hele land zijn vrouwen.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud beskjeden mer beskjeden mest beskjeden
o enkelvoud beskjedent
meervoud beskjedne
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
beskjedne mer beskjeden mest beskjedne
  • [1]: en bescheiden krav
een bescheidene eis
  • [1]: en bescheiden ønske
een bescheidene wens
  • [2]: en bescheiden livsstil
een bescheidene levensstijl
  • [3]: en bescheiden intekt
een bescheiden inkomen
  • [3]: en bescheiden sum
een bescheiden bedrag
  • [3]: et bescheident overskudd
een bescheiden overschot