Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bel·te·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beltegoed beltegoeden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het beltegoedo

  1. resterend bedrag of tijd waarvoor men nog kan telefoneren met je mobiele telefoon
    • Mijn beltegoed is op. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be