belofte
- be·lof·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belofte | beloftes, beloften |
verkleinwoord | beloftetje | beloftetjes |
de belofte v
- een mondelinge of schriftelijke verklaring waarin men iets belooft
- Belofte maakt schuld.
- Tijdens de huwelijksplechtigheid doe je de belofte elkaar altijd trouw te blijven.
- ▸ Hoewel ze elk woord van haar belofte meende, zou dit een onmogelijke opgave blijken.[2]
1. een ondelinge of schriftelijke verklaring waarin men iets belooft
- Het woord belofte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "belofte" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ belofte op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be