belazerd
- be·la·zerd
- In de betekenis van ‘bedonderd’ voor het eerst aangetroffen in 1874 [1]
- vervoeging van belazeren: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel [2]
vervoeging van: | belazeren… |
verbogen vorm: | belazerde |
belazerd
- voltooid deelwoord van belazeren
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | belazerd | belazerder | belazerdst |
verbogen | belazerde | belazerdere | belazerdste |
partitief | belazerds | belazerders | - |
belazerd [3]
- (informeel) dwaas, gek, mal
- Ben je nu helemaal belazerd?
- (informeel) erg slecht
- (informeel) beroerd, onwillig
- Ze zijn nog te belazerd om je even te woord te staan.
- Het woord belazerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "belazerd" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "belazerd" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ belazerd op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be