Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·la·zer·de

Werkwoord

vervoeging van
belazeren

belazerde

  1. enkelvoud verleden tijd van belazeren
    • Ik belazerde. 
    • Jij belazerde. 
    • Hij, zij, het belazerde. 
  2. verbogen vorm van belazerd, voltooid deelwoord van belazeren

Bijvoeglijk naamwoord

belazerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van belazerd