• be·la·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord belager belagers
verkleinwoord belagertje belagertjes

de belagerm

  1. iemand die iemand anders lastig valt
    • Vervolgens ontpopt de film zich als een thriller over een raadselachtige vrouw, die niet naar de politie stapt, maar zelf de identiteit van haar belager wil achterhalen, en een merkwaardige seksuele obsessie ontwikkelt met de dader.[1] 
     Voor de veiligheid heeft de gepantserde auto veiligheidsglas van 4 centimeter dik, banden die blijven werken als ze lek zijn en een luidsprekersysteem waarmee belagers kunnen worden weggejaagd. Al met al is de auto zo'n 3 ton zwaar.[2]
  2. tegenstander in de strijd
    • Favoriet is volgens de peilingen de partijloze Gudni Johannesson met 44,6 procent van de stemmen. De 47-jarige docent geschiedenis aan de universiteit van Reykjavik heeft daarmee een ruime voorsprong op zijn naaste belager, zakenvrouw Halla Tomasdottir. Zij kan volgens opiniepeilers op 18,6 procent van de stemmen rekenen. [3] 
  1. achtervolger, vervolger, stalker, aanrander
  2. vijand
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. NRC Peter de Bruijn 31 mei 2016
  2.   Weblink bron “Nieuwe Bentley voor prins William” (Dinsdag 17 december 2013), NOS
  3. NRC Joost Pijpker 25 juni 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be