• stal·ker
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘iem. die een ander onafgebroken lastigvalt’ voor het eerst aangetroffen in 1997 [1]
  • uit het Engels
  • Naamwoord van handeling van stalken met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stalker stalkers
verkleinwoord

de stalkerm

  1. iemand die iemand anders op een dwangmatige en hinderlijke wijze achtervolgt
    • Niet zelden raken de doelwitten van stalkers geïsoleerd en getraumatiseerd, leven ze permanent in angst en raken ze gefrustreerd omdat niets lijkt te helpen. Ze ervaren de politie vaak als machteloos - ‘tja, hij mág bellen en voor het huis staan, dat is niet verboden’. Of ze hebben te maken met een jeugdzorg die voortdurend blijft aansturen op contact tussen - meestal - vader en kinderen, dreigementen en verbroken beloften ten spijt. Waar er twee vechten, hebben er twee schuld, is de gangbare redenering.[3] 
  1. belager, achtervolger, vervolger
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]