• be·kla·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beklagen
beklaagde
bekloeg
beklaagd
klasse 6

zwak -d
gemengd

volledig

beklagen

  1. wederkerend zich ~: ontevredenheid uiten, klachten indienen
    • Ik beklaag me al jaren over die slechte service. 
     Bij een goede opvoeding hoorde dat je anderen niet tot last was, geen geld leende, geen erfstukken zoals schilderijen of iets anders verkocht, niet naar familieleden rende om je te beklagen.[1]
  2. overgankelijk iemands leed bejammeren
    • Zijn lot werd door zijn gehele familie en vriendenkring beklaagd. 

de beklagenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord beklag
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beklagen
beklagte
beklagt
volledig
  • be·kla·gen

beklagen

  1. wederkerend sich ~: zich beklagen.