• be·groe·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord begroeting begroetingen
verkleinwoord begroetinkje begroetinkjes

de begroetingv

  1. het erkennen van elkaars aanwezigheid wanneer men elkaar ontmoet
    • De begroeting was hartelijk en open. 
     Knappe jongen, dacht Chantal. Leuke uitstraling, niet overdreven macho. ‘Hé, Heleen. ’ Na deze korte begroeting keek hij Chantal aan en knikte.[1]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]