beekdonderpad
- (IPA in voorbereiding)
- beek·don·der·pad
- samenstelling van beek zn en donderpad zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beekdonderpad | beekdonderpadden |
verkleinwoord | beekdonderpadje | beekdonderpadjes |
- (straalvinnigen) Cottus rhenanus een inheemse vis in de Lage Landen . In de literatuur (en in de Flora- en Faunawet ) van voor 2005 wordt deze donderpad nog (samen met Cottus perifretum ) abusievelijk Cottus gobio genoemd
- donderpadden, schorpioenvisachtigen, stekelvinnigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, gewervelden, chordadieren, dieren
- Het woord beekdonderpad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.