bedotter
- be·dot·ter
- Naamwoord van handeling van bedotten met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedotter | bedotters |
verkleinwoord | bedottertje | bedottertjes |
- Het woord 'bedotter' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedotter" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC (1970)–Jacques Hamelink Ranonkel of de geschiedenis van een verzelving
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be